Verklarende woordenlijst
Weet u graag waarover het gaat? Op deze pagina vindt u een verklaring van woorden, termen en afkortingen die cardiochirurgen vaak gebruiken. Heeft u nog vragen? Stel ze gerust aan uw behandelende arts. Zij zijn er voor u en helpen u met een glimlach verder.
AAA | Afkorting van Abdominal Aortic Aneurysm of buikaorta aneurysma. |
Abdomen | Buik? > Abdominalis betekent ‘wat de buik betreft, wat zich bevindt ter hoogte van de buik’ |
Ablatie | De gerichte beschadiging van kleine gedeeltes van het hartweefsel met als doel bepaalde ritmestoornissen te bestrijden (via thermische of radiofrequente energie) of bepaalde delen van het hartspierweefsel uit te schakelen (bijvoorbeeld door middel van alcoholinjecties). |
Acceptor | Diegene die bij transplantatie het orgaan ontvangt |
Acuut | Plots en ernstig van aard (bijvoorbeeld acuut myocardinfarct, acute buikpijn, acute dyspnee). |
Adventitia | Buitenste laagje van een slagader (overgang naar de omgevende weefsels). |
Anastomose | Naad, chirurgische term waarbij de aansluiting van bijvoorbeeld een bypass op het hart of op de aorta wordt bedoeld (naast vaatnaden bestaan er ook bronchusnaden of darmnaden). |
Anesthesioloog – Anesthesist | Artsspecialist die de narcose toedient. |
Aneurysma | Ernstige verwijding van een slagader, per definitie minstens groter of gelijk aan 2 keer de normale diameter. Een aneurysma kan ook voorkomen ter hoogte van de linkerkamer van het hart; dan spreekt men van een linkerventrikelaneurysma. Er bestaan aneurysma’s in alle vormen en groottes. Men maakt onderscheid tussen echte en valse aneurysma’s. |
Aneurysmectomie | De verwijdering van een aneurysma. |
Angina pectoris | De toesnoerende of beklemmende pijn op de borst die ontstaat ten gevolge van ernstig vernauwde kransslagaders. |
Angiografie | De afbeelding van de bloedvaten door gebruik te maken van contrastvloeistof. Er wordt onder andere onderscheid gemaakt tussen intraarteriële en intraveneuze angiografie. |
Angioplastiek | De behandeling (meestal verwijden door middel van een ballonnetje en een stent achterlaten) van een slagader. Het kan in kleine bloedvaten, maar ook in grotere. |
Aorta | Grote lichaamsslagader. |
Aortaboog | Zie arcus. |
Aortaklep | De hartklep tussen de linkerkamer van het hart en de aorta. |
Aortawortel | Het gebied dat de overgang vormt van de linkerkamer uitstroombaan naar de aorta. De belangrijkste structuren die zich hierin bevinden zijn de aortaklep, de sinussen van Valsalva en het begin van de kransslagaders. De sinotubulaire junctie vormt de overgang naar de aorta ascendens. |
Arcus | Boog, bijvoorbeeld aortaboog: het segment van de aorta dat een bocht maakt en van waaruit de bloedvaten naar de hersenen en de armen ontspringen. |
Arrest | Stilstand: term gebruikt bij reanimaties (cardiaal arrest is stilstand van het hart). |
Arteria femoralis | Liesslagader, wordt vaak gebruikt als toegang tot het slagaderlijke stelsel voor bijvoorbeeld katheterisatie. |
Arteria pulmonalis | Longslagader, via deze slagader gaat het zuurstofarme bloed van de rechterkamer van het hart naar de longen waar er zuurstof in wordt opgenomen. |
Arterie | Slagader, vervoert zuurstofrijk bloed van het hart naar de diverse organen. |
Ascenderend | Opstijgend, bijvoorbeeld ascenderende aorta: deel van de aorta dat ontspringt uit het hart en naar boven loopt tot aan de aortaboog. |
Ascendens | Hiermee wordt de aorta ascendens bedoeld. Dit gedeelte ligt achter het borstbeen. |
Atherosclerose | Het proces dat aan de basis ligt van slagadervernauwingen en in de volksmond aderverkalking genoemd wordt. Het is een voortgaand slijtageproces dat begint als een minuscuul letsel aan de binnenzijde van een slagader en kan uitmonden in ernstige vernauwing tot volledige verstopping van slagaders. |
Atrium | Voorkamer of boezem van het hart (men onderscheidt een linker- en rechtervoorkamer). |
Atriumfibrilleren | Zie boezemfibrilleren. |
Atrium septum | Interatriale septum, het tussenschot dat zich tussen de linker- en rechterboezem van het hart bevindt. |
Autopsie | Zie obductie. |
AVR | Afkorting van Aortic Valve Replacement (ingreep waarbij de aortaklep wordt vervangen door een prothese). |
Benigne | Goedaardig (bijv. benigne longtumor of een benigne borsttumor). |
Bioptie | De verwijdering van een klein fragmentje van het weefsel met als doel via microscopisch onderzoek uit te maken wat de aard van het weefsel is. Zo spreekt men bijvoorbeeld van een longbiopsie of een klierbiopsie. Een biopsie nemen kan in principe van elk orgaan. |
Boezemfibrilleren | Atriumfibrilleren, de volledig ongecoördineerde samentrekking van de boezems van het hart waardoor meestal ook het ritme van de hartkamers volledig willekeurig verloopt. Het is een van de meest voorkomende ritmestoornissen na operaties aan het hart. Het kan echter ook los van interventies aan het hart voorkomen. |
Bronchiëctasie | Permanente, abnormale dilatatie van een of meerdere grote bronchi ten gevolge van de destructie van de elastische en musculaire componenten van de bronchuswand. |
Bronchus | Vertakking van de luchtpijp. Deze vertakt zich eerst in een linker en rechter hoofdbronchus die op zich weer diverse kleinere vertakkingen geven tot uiteindelijk de longalveolen (longblaasjes) worden bereikt. |
Bronchusstomp | Het uiteinde van de bronchus (na resectie van een onderdeel van de long). |
Bypass | Letterlijk omleiding, term die gebruikt wordt om een vernauwde of verstopte slagader te overbruggen. Het materiaal van de bypass kan kunststof zijn of een ader/slagader van de patiënt zelf. |
CABG | Afkorting van Coronary Artery Bypass Grafting, hiermee wordt de operatie bedoeld waarmee omleidingen aan de kransslagaders worden aangelegd ter behandeling van angina pectoris. |
Calcificatie | Verkalking. |
Canule | Buis die in een ader of slagader wordt gestopt (bijv. bij een hartoperatie). Kan ook van toepassing zijn op andere organen bijvoorbeeld tracheacanule (canule in de luchtpijp). |
Cardioloog | Specialist die zich bezighoudt met onder andere diagnoses van hartkwalen stellen door middel van lichamelijk en aanvullend onderzoek (bijvoorbeeld echocardiografie) en de behandeling ervan, al dan niet invasief. |
Cardioplegie | Vloeistof die wordt gebruikt bij een hartoperatie om het hart stil te leggen en te beschermen. |
Cardio-thoracale chirurgie | Heelkunde van hart en thorax (letterlijk): dit snijdend specialisme houdt zich bezig met diagnostiek en behandeling via operaties aan het hart, de longen (ook mediastinum, thymus en middenrif), aorta en thoraxwand (exclusief slokdarm). De oudere benaming is thoraxchirurgie. |
Carina | Splitsing van de luchtpijp in de twee hoofdvertakkingen. De hoofdcarina is de eerste splitsing in de rechter en linker hoofdbronchus maar elke luchtpijptak zal zich uiteindelijk weer vertakken. |
Comorbiditeit | Reeks van nadelige elementen die een ziekte of ingreep kunnen verergeren zoals overgewicht, suikerziekte, roken, astma, slecht functionerende nieren … |
Complicaties | Nadelig gevolg, bijwerking. Na heelkundige ingrepen betekent dit een ongewenste en onverwachte wending in het beloop. Complicaties kunnen spontaan optreden bijvoorbeeld een longontsteking na een hartoperatie, maar ze kunnen ook iatrogeen zijn. In dat geval zijn ze veroorzaakt door de medische behandeling (bijvoorbeeld een achtergelaten gaas). |
Conventioneel | Gebruikelijk |
Cor | Hart |
Coronair | Kransslagader, slagader die het hart van zuurstof voorziet |
Corpus | Lichaam |
CT | Afkorting van Computerised Tomography: beeldvormende techniek, een scan waarbij alle delen van het lichaam kunnen worden afgebeeld met als doel informatie over bepaalde organen te verkrijgen. Er wordt bij een CT-scan gebruik gemaakt van röntgenstralen, in sommige situaties van contrastvloeistof. |
Cusp | Klepblaadje (tricuspide betekent drieslippig, bicuspide betekent tweeslippig). |
Dacron | Polyester. Vaatprotheses zijn meestal (uitgezonderd de PTFE-protheses) opgebouwd uit polyestervezels (PET= poly-ethyleen-tereftalaat). |
Descenderend | Dalend, bijvoorbeeld descenderende aorta: deel van de aorta dat vanaf de aortaboog naar beneden loopt (tot aan het diafragma). |
Diafragma | Middenrifspier: maakt de grens uit tussen borstkas en buik, het is de belangrijkste inademhalingsspier. |
Diagnose | Vaststelling van een bepaalde ziekte. |
Diagnostiek | Alle processen die tot doel hebben het ziekteproces zo goed als mogelijk vast te stellen en te analyseren. |
Dilatatie | Verwijding (bijvoorbeeld een dilatatie van een bloedvat), het is de overgang naar een aneurysma. |
Dissectie | Proces waarbij de lagen van de aorta loskomen van elkaar waardoor twee kanalen gevormd worden. Het is een zeer ernstig ziektebeeld. |
Donor | Diegene die zijn orgaan afstaat (bij transplantatie). |
Dotter | PTCA, met een ballonnetje onder hoge druk een vernauwde slagader aan het hart openrekken, vaak gevolgd door het achterlaten van een stent. |
Drain | Een buisje dat wordt achtergelaten in het wondgebied met als doel het laten aflopen van wondvocht en bloed. Zo spreekt men bijvoorbeeld van een thoraxdrain (in de pleuraholte) of een mediastinale drain (in het mediastinum) maar evengoed van een oppervlakkige wonddrain. |
Drug-eluting stent | Zie stent. |
Dyspnee | Kortademigheid (soms ook benauwdheid). |
Dyspnee d’effort | Kortademigheid enkel bij inspanningen zoals trappen lopen of fietsen. |
ECC | Afkorting voor Extra Corporele Circulatie (letterlijk: circulatie buiten het lichaam), in de praktijk wordt er de hart-longmachine mee bedoeld. |
Echocardiografie | Techniek waarbij via geluidsgolven de anatomie en functie van het hart worden geëvalueerd. Het is een onderzoek dat informatie verstrekt over niet alleen de kleppen van het hart maar ook van de hartspier, de aorta en het hartzakje. Dit onderzoek uitvoeren kan van buiten uit (transthoracaal of doorheen de borstkaswand) of vanuit de slokdarm (slokdarmechocardiografie of TEE). Dit laatste is invasiever. |
Embolie | Weefselfragment, meestal een stolsel of klonter (kan ook lucht, tumor of vet zijn) dat zich vastzet in een bloedvat en daardoor dit bloedvat afsluit. Zo spreekt men bijvoorbeeld van een longembolie of een hersenembolie. |
Endarterectomie | Proces waarbij de binnenzijde van een slagader wordt schoongemaakt. (uitgepeld) met als doel de doorgankelijkheid te optimaliseren. Bijvoorbeeld endarterectomie van de carotis of van een coronair. |
Endocard | Binnenste cellenlaag in het hart. |
Endocarditis | Ontsteking van het endocard (meestal wordt er een ontsteking van een van de hartkleppen mee bedoeld, zo spreekt men bijvoorbeeld van aortaklependocarditis). De verwekker kan meestal worden opgespoord via bloedkweken. Dit ziektebeeld dient onmiddellijk antibiotisch te worden behandeld en indien de klepbeschadiging ernstig is, dient de klep te worden gerepareerd of vervangen. |
Endoprothese | Dit is een vaatprothese die aan de binnenzijde van de aorta wordt geplaatst vanuit bijvoorbeeld de liesslagader. Het is een minder invasieve methode dan de klassieke operatie. |
Endto-end | Is een term uit de heelkunde die gebruikt wordt om aan te duiden dat twee structuren (bijvoorbeeld uiteinden van een bloedvat) eindstandig of met de uiteinden aan elkaar worden gehecht (wordt ook wel termino-terminaal genoemd). De term kan ook gebruikt worden voor naden aan de luchtwegen of darmen. |
Endto-side | Is een term uit de heelkunde die gebruikt wordt om aan te duiden op welke wijze twee structuren (bijvoorbeeld uiteinden van een bloedvat) aan elkaar worden gehecht: bij een end-to-side anastomose wordt het uiteinde van een structuur aan de zijkant van een andere structuur gehecht. De term kan ook gebruikt worden voor naden aan de luchtwegen of darmen. |
Grote bloedsomloop | Circuit van bloed startend bij de linkerboezem van het hart waar het zuurstofrijke bloed aankomt vanuit de kleine circulatie, dan via de linkerkamer weggepompt wordt doorheen de aorta en via zijtakken hiervan naar alle organen gaat. Via dit circuit worden de cellen van alle organen van zuurstofrijk bloed voorzien. Via de aders wordt het zuurstofarme bloed teruggestuurd naar de rechterzijde van het hart. |
Hart-longmachine | Machine die de functie van het hart (pompfunctie) en de longen (de toevoeging van zuurstof en het verwijderen van koolzuurgas) tijdelijk kan overnemen. |
Homograft | Een menselijk deel van ofwel de aorta (wortel) of longslagader dat veelal de bijbehorende klep bevat (zo spreekt men van een aorta homograft, een pulmonalis homograft of een gewone aortale homograft). Deze weefsels worden zo snel als mogelijk na het overlijden gepreleveerd (verwijderd uit het lichaam), daarna gesteriliseerd en op speciale wijze bewaard voor later gebruik. Ze hebben als voordeel zeer resistent te zijn tegen infecties. Een belangrijk nadeel is dat het gaat om nietvitaal weefsel met een beperkte levensduur (onder andere ten gevolge van verkalkingen). |
IABP | Afkorting van Intra Aortic Balloon Pump, een pomp die het falende hart tijdelijk kan ondersteunen. Ze wordt meestal ingebracht via de lies. Het gesynchroniseerd opblazen en laten leeglopen van een ballon die zich in de aorta bevindt, zorgt ervoor dat het hart minder arbeid moet verrichten. De IABP wordt toegepast in situaties ter overbrugging naar een ingreep, puur als ondersteuning van de bloedsomloop of na een ingreep aan het hart. |
Iatrogeen | Ontstaan ten gevolge van een ingreep of diagnostische handeling. |
ICU | Afkorting van Intensive Care Unit of Intensieve Zorgen; afdeling van het ziekenhuis waar hooggespecialiseerde zorg wordt verleend aan zwaar zieke patiënten (bijvoorbeeld na een hart- of longoperatie). |
Insufficiëntie | Deze term wordt gebruikt in relatie tot kleplijden. Het gaat dan om de klep die niet goed afsluit, waardoor lekkage of insufficiëntie ontstaat. |
Intensivist | Arts die zich specifiek bezighoudt met zorgverstrekking aan ernstig zieke patiënten, vaak postoperatief, op een intensieve zorgenafdeling. |
Interventiecardioloog | Cardioloog die via interventies, meestal gebaseerd op kathetertechnieken, naast de diagnostiek ook behandelingen van ziektes aan het hart uitvoert. |
Intima | Binnenste laagje van een slagader. |
Intra-arterieel | Direct in de slagader of arterie. |
Intraveneus | Direct in de ader of vene. |
Invasief | Ingrijpend. Een ingreep is bijvoorbeeld invasief: dit betekent dat ze nogal wat impact kan hebben op de patiënt (tegenovergestelde is non- of nietinvasief). |
Katheterisatie | Het aanprikken van een bloedvat (slagader of ader) om via dit bloedvat belangrijke informatie te bekomen over een bepaald deel van het bloedvatstelsel (bijvoorbeeld om van uit de lies of de armslagader informatie te bekomen over de kransslagaders). |
Kleine bloedsomloop | Circuit van het bloed dat start in de rechterboezem van het hart waar het zuurstofarme bloed van alle organen zich verzamelt, dan via de rechterkamer naar de longslagader loopt en zo verder de longen in. Daar wordt de zuurstof opgenomen uit de lucht en het koolzuurgas afgegeven. Het zuurstofrijke bloed komt dan via de vier longaders in de linkerboezem van het hart terecht. |
Klepprothese | Er bestaan zowel mechanische als biologische hartkleppen. De eerste zijn vervaardigd van een soort metaal en vereisen levenslange inname van bloedstollingsremmende medicijnen. Ze slijten niet. De biologische kleppen zijn meestal afkomstig van varkens of runderen: hierbij is slechts enkele maanden inname van bloedstollingsremmende middelen vereist. Ze hebben als nadeel dat hun levensduur beperkt is. |
Kransslagader | Slagadertje dat zuurstof vervoert naar de hartspier. Het vertakt zich in kleinere vaatjes om zo alle gebieden van de hartspier van zuurstofrijk bloed te kunnen voorzien (synoniem: coronair). |
Kunstklep | Veelal bedoelt men hiermee een mechanische hartklepprothese. |
Lobectomie | Verwijderen van een longkwab. Zo spreekt men bijvoorbeeld van een lobectomie van de rechter bovenkwab. |
Longparenchym | Longweefsel. |
Maligne | Kwaadaardig (bijvoorbeeld maligne longtumor). |
Manubrium | Bovenste deel van het borstbeen of sternum. |
Maze | Letterlijk doolhof, er wordt een Maze-operatie mee bedoeld. Deze ingreep wordt toegepast bij bepaalde ritmestoornissen uitgaande van de voorkamers van het hart. De bedoeling is om littekens te creëren door nauwkeurig insneden aan te brengen in de voorkamers, waardoor bepaalde elektrische prikkels niet meer doorgelaten worden richting de kamers van het hart. |
MECC | Afkorting van Mini Extra-Corporele Circulatie. Dit is een vorm van de hart-longmachine waarbij onder andere de hoeveelheid vloeistof die gebruikt wordt om de machine te vullen aanzienlijk minder is. |
Media | Middelste laagje van een slagader. |
Mediastinoscopie | Via een kleine huidincisie een lichtoptiek inbrengen om het mediastinum te exploreren en eventueel klierbiopten te nemen. |
Mediastinum | Ruimte in de thorax tussen beide longen die onder andere het hart, de slokdarm, de luchtpijp, de thymus, de grote bloedvaten, de lymfevaten en –knopen en de zenuwbanen omvat. |
Minimaal invasief | Term die gebruikt wordt om aan te duiden dat de ingreep minder ingrijpend is voor de patiënt in vergelijking met de conventionele benadering. |
Mitralisklep | De hartklep tussen de linkerboezem en de linker kamer van het hart. |
Morbiditeit | Geheel van bijkomende factoren die een negatieve invloed kunnen hebben op het resultaat van een behandeling (bijvoorbeeld overgewicht, diabetes, nierlijden …). Deze factoren kunnen een belangrijke bron vormen van perioperatieve (zie perioperatief) complicaties. |
Mortaliteit | Sterftekans of kans om te overlijden. |
MRI | Afkorting van Magnetic Resonance Imaging: het is een beeldvormende techniek, meer bepaald een scan waarbij gebruik gemaakt wordt van een magnetisch veld (er komen dus geen röntgenstralen aan te pas) met als doel belangrijke informatie te verkrijgen van bepaalde delen van het lichaam. |
MVP | Afkorting van Mitral Valve Plasty (ingreep waarbij de mitralisklep wordt gerepareerd). |
MVR | Afkorting van Mitral Valve Replacement (ingreep waarbij de mitralisklep wordt vervangen). |
Naaldbioptie | Bioptie met een naald (dus via rechtstreeks aanprikken van een letsel). |
Nervus | Zenuw |
Obductie | Autopsie: na de dood het lichaam onderzoeken en onder meer ook de inwendige organen analyseren om de precieze doodsoorzaak op het spoor te komen. Het is vaak de enige methode om te weten te komen wat de precieze doodsoorzaak is. De behandelend arts kan de nabestaanden na het overlijden om toestemming tot obductie vragen. |
Offpump CABG | CABG (zie CABG) zonder gebruik te maken van de hart-longmachine. |
Oncologie | Medisch specialisme dat zich bezighoudt met onderzoek naar, diagnostiek en behandeling van tumoren of andere kwaadaardige processen. |
Orthopnee | Kortademigheid bij platliggen. |
Parese | Verzwakking (term die gebruikt wordt om een verminderde kracht in een of meerdere spieren aan te duiden). |
Paralyse | Verlamming (zo spreekt men bijvoorbeeld van een hemiplegie of halfzijdige verlamming na een herseninfarct, een paraplegie of dwarslaesie waarbij de onderste lichaamshelft vanaf de navel is verlamd). |
Pathologie | Ziektebeeld |
PCI | Afkorting van Percutaneous Coronary Intervention, zie ook PTCA. |
Percutaan | Doorheen de huid |
Pericard | Vlies rondom het hart bestaande uit twee bladen waarvan er een op het hart kleeft (epicard) en het andere de buitenste laag vormt. Een minuscule hoeveelheid vocht in het pericard is normaal. |
Pericardholte | Holte binnen het pericard waarin zich onder andere het hart en bepaalde delen van de aorta, de longslagader, de holle aders en de longaders zich bevinden. Wordt ook wel het hartzakje genoemd. |
Pericarditis | Ontsteking van het pericard (de oorzaak is wisselend, kan bijvoorbeeld na tuberculose, na virusinfectie, na hartoperatie). Indien het ontstekingsproces zich vooral uit in een vernauwing, spreekt men van een pericarditis constrictiva (vaak met kalkophopingen in het ontstoken pericard). |
Pericardpunctie | Aanprikken van het pericard (vaak onder echocardiografische geleiding) met als doel vocht weg te nemen voor diagnostiek (om het te analyseren) of voor therapie (bijvoorbeeld na een hartoperatie). |
Perioperatief | Rondom de heelkundige ingreep (omvat een deel preoperatief, de ingreep zelf en een deel postoperatief). |
Pleura | Longvlies: een dun vlies dat uit twee bladen bestaat waarvan er een op de long kleeft en een tegen de binnenzijde van de borstkaswand. Er bevindt zich een kleine hoeveelheid vocht tussen beide bladen. |
Pleuraholte | Virtuele ruimte tussen beide longvliezen; na een ingreep aan de longen of het hart, kan hierin een of meerdere drains worden achtergelaten. |
Plicatie | Plooien, bijvoorbeeld diafragmaplicatie. |
Pneumonectomie | De verwijdering van een long. |
Pneumothorax | Als lucht zich opstapelt tussen beide longvliezen waardoor de uitzetting van de long beperkt wordt en de gasuitwisseling in het gedrang kan komen. De lucht verwijderen via een punctie en/of drain volstaat meestal. Vanzelfsprekend dient ook de oorzaak van het luchtlek te worden opgespoord. |
Postoperatief | Na de heelkundige ingreep (in tegenstelling tot preoperatief). |
Preoperatief | Vóór de heelkundige ingreep (in tegenstelling tot postoperatief). |
Pseudoaneurysma | Vals aneurysma: een aneurysma waarbij de wand niet bestaat uit die van een bloedvat en (meestal via een kleine opening) een communicatie heeft met de slagader. Een typisch voorbeeld is een niet goed afgedicht prikgaatje in een slagader dat evolueert naar een pseudo-aneurysma: het bloed hoopt zich op rondom de slagader en wordt tegengehouden door de omgevende weefsels (het heeft dus niet echt een wand). Het kan ook optreden op een naad van een ingehechte vaatprothese. |
PTA | Afkorting van Percutane Transluminale Angioplastiek: een bloedvat dat geen kransslagader is dotteren (zie dotter). |
PTCA | Afkorting van Percutane Transluminale Coronaire Angioplastiek: een kransslagader dotteren (zie dotter). |
Pulmonalisklep | Hartklep tussen de rechterkamer en de longslagader. |
Reanimatie | Omvat alle maatregelen en eerste hulp die worden geboden in geval van een hartstilstand, verstikking, verdrinking, intoxicatie …. Het is daarbij essentieel om de principiële zaken zoals adequate circulatie en zuurstoftoevoer in stand te houden. |
Rectusspier | Verticaal verlopende buikwandspier, links en rechts van de middenlijn. |
Recurrens | De nervus recurrens. Dit is de stembandzenuw (waarvan er twee zijn, een voor elke stemband). Indien deze zenuw beschadigd raakt, kan er sprake zijn van tijdelijke of permanente heesheid. |
Respiratoir | Met betrekking tot de ademhaling. |
Root | Wortel (meestal wordt er de aortawortel of aortic root mee bedoeld maar het kan ook gaan om de pulmonalisroot). |
Ross switch operatie | Een operatie waarbij de aortawortel (waar zich een ernstige afwijking voordoet, bijvoorbeeld aan de aortaklep) wordt verwijderd en vervangen door de longslagader van dezelfde patiënt; hiervoor is het noodzakelijk om ook eerst de longslagader los te maken. Als vervanging voor het herstel van de rechter kameruitstroombaan kan worden gekozen voor een homograft (zie homograft) of iets anders. Ross voerde deze ingreep voor het eerst uit. De ingreep heeft als voordeel dat de patiënt kan beschikken over een eigen, levende aortawortel. Het is wel een vrij lange en complexe procedure die enkel bij kinderen nog aangewezen is. |
Ruptuur | Barsten (term die gebruikt wordt in relatie tot een aneurysma). |
Sinusknoop | Klein gebied in de hartspier van waaruit, in normale omstandigheden, de elektrische prikkels ontstaan, op de plaats waar de bovenste holle ader in de rechterboezem komt. |
Sinusritme | Het normale hartritme waarbij de elektrische prikkel vertrekt uit de sinusknoop en daarna op een normale wijze het geleidingssysteem van het hart doorloopt. |
Sinus van Valsalva | Het gebied van de aorta vlak boven de aortaklep; hier puilt de aortawand lichtjes uit om het bloed toe te laten rond te draaien en zo een optimale sluiting van de aortaklepblaadjes te bewerkstelligen. De aanzet van de kransslagaders bevindt zich in dit gedeelte. |
Sleeve resectie | Longoperatie waarbij zoveel als oncologisch verantwoord is longweefsel gespaard wordt en waarbij een cilindervormig deel van een bronchus wordt weggenomen, gevolgd door een end-to-end anastomose (zie anastomose). |
Spanningspneumothorax | Pneumothorax waarbij de druk van de zich opgestapelde lucht in de pleuraholte een negatief effect heeft op het hart zodat ook de hartactie (naast de bloedgasuitwisseling) in het gedrang kan komen. |
Stenose | Vernauwing (meestal duidend op een dichtslibben van een slagader, kan ook betrekking hebben op een hartklep). |
Stent | Cilindervormig metalen buisje dat gebruikt wordt na het dotteren (zie dotter) om het bloedvat goed open te houden. Er bestaan allerlei lengtes en diameters. Drug-eluting stents zijn stents die bepaalde medicijnen bevatten die het dichtslibben van het bloedvat enigszins tegengaan (de medicijnen worden langzaam afgegeven). Stents inbrengen gebeurt doorheen de slagader via een katheter (bijvoorbeeld via de lies). |
Sternotomie | Het sternum openzagen. |
Sternum | Borstbeen |
TAA | Afkorting van Thoracic Aortic Aneurysm;; aneurysma gelokaliseerd in het descenderende deel van de aorta (ook wel descendens aneurysma genoemd). |
TAAA | Afkorting van Thoracoabdominal Aortic Aneurysm;; aneurysma van de aorta dat zich uitstrekt van in de borstkas tot in de buik. |
TEE | Afkorting van Transesophageal Echocardiography. |
Therapie | Behandeling (kan op diverse manieren, bijvoorbeeld met medicatie, maar ook chirurgisch). |
Thoracoabdominaal | Aangaande de thorax en het abdomen (zie thorax en abdomen). |
Thoracotomie | Het openen van de thoraxholte (links of rechts);; tussen de ribben wordt dan een toegang gevonden naar de dieper gelegen organen. |
Thorax | Borstkas (thoracaal betekent: betreffende de borstkas). |
Thoraxchirurgie | Heelkunde van de thorax. |
Thrombectomie | Het verwijderen van de thrombus. |
Thrombose | Het proces waarbij een thrombus ontstaat en een bloedvat afsluit. |
Thrombus | Bloedklonter, kan verantwoordelijk zijn voor het afsluiten van een bloedvat. |
Thymectomie | Verwijderen van de thymus. |
Thymus | Klier in het voorste mediastinum, bij volwassenen grotendeels afunctioneel, bij kinderen van belang voor de immuniteit. |
Transplantatie | De overplanting van een orgaan van een donor naar een ontvanger. |
Tumor | Gezwel (kan goedaardig of kwaadaardig zijn). |
Trachea | Luchtpijp |
Trauma | Letsel (bijvoorbeeld thoraxtrauma). |
Transluminaal | Doorheen het lumen of het binnenste deel (bijvoorbeeld van een bloedvat). |
Tricuspidalisklep | De hartklep tussen de rechterboezem en de rechterkamer van het hart. |
Urgent | Dringend |
VATS | Afkorting van Video Assisted Thoracoscopic Surgery, via lichtoptieken (ingebracht via kleine huidincisies) kunnen bepaalde ingrepen aan de long, het mediastinum, het hart of andere intrathoracale structuren worden uitgevoerd. |
Vena Cava Superior | Bovenste holle ader, grote ader die zuurstofarm bloed vanuit de hersenen en bovenste ledematen naar de rechterboezem leidt. |
Vena Cava Inferior | Onderste holle ader, grote ader die zuurstofarm bloed vanuit de onderste lichaamshelft en de organen naar de rechterboezem leidt. |
Vene | Ader, vervoert zuurstofarm bloed van de organen naar het rechterdeel van het hart. Er zijn kleine venen die oppervlakkig lopen en aangeprikt worden voor het aanbrengen van een infuus, maar ook veel grotere die dieper in het lichaam gelokaliseerd zijn. |
Ventrikel | Kamer (linker- en rechterventrikel van het hart). |
Ventrikel septum | Interventriculaire septum, het tussenschot dat zich tussen de rechter- en linkerkamer van het hart bevindt. |
VSD | Afkorting van Ventrikel Septum Defect of een opening (gaatje) in het tussenschot tussen beide hartkamers. |
VSR | Afkorting van Ventrikel Septal Rupture of een opening in het tussenschot tussen beide hartkamers, vrijwel steeds kort na een hartinfarct optredend, waarbij zuurstofrijk bloed van de linkerkamer naar de rechter vloeit en aldaar een overbelasting veroorzaakt van de rechter kamer en de kleine circulatie. |