
Hartziekten
Het hart werkt in twee delen: een zuurstofarme kant en een zuurstofrijke kant. Het ‘gebruikte’ zuurstofarme bloed komt aan de rechterkant in het hart en wordt naar de longen gepompt. De linkerkant van het hart ontvangt vervolgens het ‘verse’ zuurstofrijke bloed en verdeelt het over het lichaam. Deze actie gebeurt in één pompbeweging: de hartslag.
Het hart is opgebouwd uit vier kamers: twee voorkamers (atria of boezems) en twee kamers (ventrikels), gescheiden door hartkleppen (verhinderen terugvloeien). Het zuurstofarme bloed komt aan in de rechtervoorkamer en gaat via de rechterkamer naar de longslagader. Vervolgens gaat het zuurstofrijke bloed via de linkervoorkamer naar de linkerkamer en zo naar de aorta. Linker- en rechterkant zijn dus – als alles goed zit – absoluut gescheiden van elkaar waardoor zuurstofrijk en zuurstofarm bloed in principe nooit met elkaar in aanraking komen.
Het hart zelf ontvangt zuurstofrijk bloed via de kransslagaders – een vertakking van de aorta.
Hoe weet het hart dat het moet pompen/samentrekken?
Het hart pompt onder impuls van elektrische signalen die ontstaan in de sinusknoop. De elektrische signalen volgen een specifieke weg door het geleidingsweefsel naar de hartspier. Bij het hart is er dus sprake van een elektrische aansturing.
Mogelijke hartproblemen
Aangeboren hartafwijking
Bij een aangeboren hartafwijking wordt de ontwikkeling van het hart in de vroegste embryonale fase verstoord, wat resulteert in een al dan niet ernstige afwijking. Meestal wordt de afwijking tijdens de kinderjaren opgemerkt en behandeld, maar het is evenwel mogelijk dat er pas na enkele jaren of op latere leeftijd een eerste symptoom optreedt. U kunt in het ziekenhuis zowel terecht voor een consultatie aangeboren hartziekten als erfelijke hartziekten.
Coronair lijden/Kransslagaderlijden
Door afzetting van vet in de vaatwand is er een vernauwing (angina pectoris) of blokkade (infarct) van kransslagaders. Op die manier ontstaat zuurstofnood in het hart. Afhankelijk van het type zijn de klachten continu of kortstondig en hevig.
Hartfalen
De pompfunctie van het hart is verstoord en er wordt te weinig bloed rondgepompt. Betreft dit de kleine bloedsomloop (hart/longen), hopen bloed en vocht zich op in uw lichaam. Bij de grote bloedsomloop (hart/lichaam) hopen bloed en vocht zich op in de longen.
Abnormale bloeddruk
De hartspier trekt tussen de 60 en 80 keer samen per minuut om bloed door de aders te pompen. Die bloedstroom zorgt voor een bepaalde druk op de aderwanden. Die druk wordt aan de hand van bovendruk (systolische druk) en onderdruk (diastolische druk) aangegeven. Hoewel de bloeddruk voortdurend wisselt, kunnen er abnormaliteiten voorkomen: hoge bloeddruk (hypertensie) en lage bloeddruk (hypotensie). Vooral een hoge bloeddruk kan voor heel wat problemen zorgen op termijn.
Ritmestoornissen
Het hart en diens pompbeweging worden aangestuurd door de elektrische signalen die de sinusknoop aangeeft. Elke afwijking van deze signalen kan zorgen voor hartritmestoornissen: het hart kan abnormaal snel (tachycardie) slaan, abnormaal traag (bradycardie) of onregelmatig (aritmie, meestal atriale fibrillatie).
Kleplijden
Vier hartkleppen zorgen voor de systematische doorstroming van het bloed in de juiste richting: de aortaklep, de mitralisklep, de tricuspidalisklep en de pulmonalisklep. Werkt één van deze kleppen niet naar behoren (door bijvoorbeeld een lek of vernauwing), spreekt men van kleplijden.